Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [69]Gelijk een dief beschaamd wordt, wanneer hij [70]gevonden wordt, alzo [71]zijn die van het huis Israels beschaamd; zij, hun koningen, hun vorsten, en hun priesters, en hun profeten; 69. Hebreeuws, naar de schaamte van een dief. Vergelijk onder hfdst.47 vs.27. 70. Dat is, op de daad betrapt en gegrepen wordt. 71. Of, zullen beschaamd worden. Anders: hebben zij het huis Israels beschaamd; dat is, zullen zij beschamen, enz., men zal hen beschamen; dat is, zij zullen zekerlijk beschaamd worden.